Wat is een Kozak?

De kozakken (Oekraïens: enkv. козак; kozak; meerv. козаки; kozaky, Russisch: enkv. казак; kazak; meerv. казаки; kazaki, Pools: Kozak; meerv. Kozacy) zijn een traditionele gemeenschap van mensen die leven in het zuidelijke steppegebied van Oost-Europa en Aziatisch Rusland. Ze staan bekend om hun onafhankelijke levenswijze en militaire vaardigheden, vooral wat betreft hun rijkunsten. De (symbolische) hoofdstad van de kozakken is sinds 1993 het historische Don-Kozakkencentrum Novotsjerkassk in het zuiden van Rusland.

Etymologie

Het woord 'kozak' komt van het Turkse woord 'quzzaq'
wat "avonturier" of "vrij man" betekent.

De term werd het eerst gebruikt in een Russisch document uit 1395. "Kozakken" (Kozacy) was ook de naam voor een soort lichte infanterie in Polen-Litouwen. Deze benaming is echter niet verbonden met enige etniciteit. Kozakken moeten niet verward worden met Kazachen.

Geschiedenis

De kozakken hebben van oorsprong een etnisch gemengde samenstelling, hoewel de Slavische component wel dominant is. Deze bestaat uit mensen die zich na de grote migratie in de vroege middeleeuwen vestigden in het zuidwesten van Rusland en Polen. Ze zijn vooral bekend geworden als ruiters in het Russische leger. Kozakken bestonden vaak uit lijfeigenen, verarmde adel, horigen, en andere verschoppelingen van de maatschappij die niets meer te verliezen hadden. Ze verlieten het Russische kerngebied en vestigden zich aan de rand van het Russische Rijk, zoals aan de grens met Polen-Litouwen, maar voornamelijk in gebieden die nu deel uitmaken van zuidelijk Rusland en Oekraïne. Ze vormden hier hun eigen gemeenschappen rond hun dorpsgemeenschappen; de stanitsa's.

De kozakken leefden hoofdzakelijk van landbouw en veeteelt; tijdens militaire expedities deinsden ze niet terug voor roof. Paarden vormden een essentieel onderdeel van de kozakkencultuur en hun levensstijl. 

Het was een echte mannenwereld: in sommige kozakkenbolwerken werden vrouwen zelfs niet toegelaten.
Er ontstond een zekere stilzwijgende overeenkomst tussen de tsaar en de kozakken. Die kwam erop neer dat wie eenmaal de kozakken had bereikt en zich bij hen had aangesloten, niet meer door schuldeisers of edelen kon worden teruggehaald of worden uitgeleverd ("Van de Don wordt niemand uitgeleverd"). De tsaar liet de roof tijdens militaire operaties toe, zolang dit maar gebeurde in de niet-Russische gebieden (bedoeld werden de islamitische gebieden in het zuiden en zuidoosten). De tsaar zou zich bovendien niet met interne zaken van de kozakken bemoeien ("Wij zijn slechts gehoorzaamheid verschuldigd aan de tsaar"). Hiertegenover stond dat de autoriteit van de tsaar erkend werd, en dat de tsaar in moeilijke tijden een beroep op hun formidabele militaire macht kon doen.

De verhouding van de kozakken tot de tsaar was een haat-liefde verhouding. Diverse kozakkenopstanden braken uit en dreven de Russische legers in het nauw. De bekendste opstanden zijn die van Stenka Razin (1667-1671), die van Mazepa tijdens de grote Noordse oorlog en de opstand onder leiding van Poegatsjov onder Catharina de Grote. Wanneer er in de buurlanden kozakken in opstand kwamen kregen deze vaak de steun van de tsaar, zoals tegen Polen in de Unie van Pereslav (1648), waar er een verdrag gesloten werd met de kozak Bohdan Chmelnytsky, wat resulteerde in de vrede van Androesovo van 1667.

Tijdens de Franse invasie van Rusland in 1812 speelden de bereden kozakken, door hun krijgsvaardigheid en bekendheid met het terrein, een belangrijke rol in het verminderen van de slagkracht van de Grande Armée bij hun aftocht uit Moskou. De ruiters bleven op afstand het verzwakte leger volgen als hyena's die een gewond dier beloeren, doemden plots op uit het niets en schakelden via kortdurende aanvallen delen van het leger uit en verdwenen dan weer uit het gezichtsveld. Daarbij spaarde men de aanvoer- en communicatielijnen niet. De kozak beroofde en doodde niet alleen meedogenloos en wreedaardig de gewonde of achtergebleven soldaten maar zorgde voor angst en ontreddering. Deze voortdurende bedreiging kwam neer op psychologische oorlogsvoering. De kozakken, vanaf dan samengesteld uit irreguliere troepen uit de Don en de Koeban, rukten met de geallieerden tot in Parijs op.

In Parijs riepen de kozakken niet bij iedereen sympathie op, zeker niet onder de verslagen Franse militairen; François Dumonceau van de Lansiers van Berg omschreef ze als volgt: "Met kleren en hoofddeksels van allerlei snit, geen spoor van een uniform, sjofel en smerig, met hun armetierige broodmagere paardjes met ongekamde haren, de nek uitgestoken en het hoofd naar de grond, alleen een simpele trens als tuig, en gewapend met een ruwe lange paal met in de punt een soort spijker, ogenschijnlijk ordeloos door elkaar krioelend, deden deze kozakken me denken aan wriemelend ongedierte." De piek van de kozak, waarmee het slachtoffer werd gespietst, had een dunne ronde punt waarmee hij alleen kon steken en geen pees of spier kon doorsnijden, zodat een verwonding niet ernstig was zolang er geen vitaal orgaan werd geraakt. De kozakkenaanvoerder tegen Napoleon was de legendarische ataman Matvej Platov, die door de tsaar voor zijn militaire verdiensten in de adelstand verheven is.

In de Russische Burgeroorlog steunde de overgrote meerderheid van de kozakken de Witten, en namen deel aan militaire operaties tegen het Rode leger, de strijdmachten van het bolsjewistische bewind. Militairen van het Rode leger die in kozakkenhanden vielen, hoefden niet op een coulante behandeling te rekenen. Rode officieren werden met lasso's over de grond gesleept door ruiters, net zolang tot ze dood waren. De steun aan de Witten werd hen door de Sovjets niet in dank afgenomen en er volgden grootschalige vergeldingsacties, waarbij de kozakken ontmanteld werd en de kozakkencultuur onderdrukt werd. Hun aantal daalde van een geschat aantal van 11 miljoen tot 140.000 (census 2002).

(Bron: Wikipedia)